Ontwerpen op locatie
Waar bewoners en professionals elkaar kunnen vinden
Professionals, ambtenaren, bedrijfsleven en politiek, zijn met al hun doelen, procedures en abstracties soms ver verwijderd geraakt van de alledaagse ervaringen van bewoners. Dat is geen motie van wantrouwen jegens hun professionele kennis, want die is zeker waardevol en moet ook zeker gebruikt blijven worden! Geen misverstand daarover. Maar zulke kennis is ook beperkt. Anders gezegd, die professionele kennis moet zich blijven verhouden tot alledaagse praktijken. Professionele kennis moet zich continu (willen) laten voeden met en inspireren door het leven van alledag.
Lijfelijke ervaringen van alledag delen
We zouden daar invulling aan kunnen geven wanneer professionals hun eigen ervaringen als bewoners, als gebruikers óók inzetten! Wanneer zij de locatie, het gebied waaraan zij werken op meerdere manieren proberen te doorgronden, turend op een plattegrond, maar ook lopend en fietsend, als ov-reiziger, als iemand die daar thuis is, die er werkt, als toerist, als iemand die slecht ter been is. Wat ervaren zij? Wat is voorstelbaar? Vanuit zo’n houding kunnen zij veel meer open staan voor de kennis en input vanuit de dagelijkse ervaringen van andere (mede-) bewoners en gebruikers! Architect Juhani Pallasmaa noemt dit vermogen tot empathie van cruciaal belang voor ontwerpers (Pallasmaa, Mallgrave, Robinson, Gallese 2015 Architecture and Empathy).
Dat soort kennis, vanuit het fysiek ervaren van ‘de stenen’ (alle materialen die de fysieke stad maken, inclusief groen en water), ons gehobbel over keien, gebanjer door de modder, getrippel over glad natuursteen, ons genieten van ruimte en uitzicht, ons geborgen voelen in een stedelijke ruimte, ons koesteren in de zon of juist in de schaduw, ons laven aan de geur van bomen, groen en ook van water, dat type kennis kunnen we daadwerkelijk delen, of we nu professionals zijn in de stadsontwikkeling of niet.
De participatiepraktijk van nu laat een compleet andere kant zien. Bewoners en andere belanghebbenden worden meegezogen in de taal die in de gemeentelijke planontwikkeling gemeengoed is: modieuze abstracte termen, van circulair tot duurzaam, van highrise tot hittestress, van inclusief tot leefbaar, van tijdelijkheid tot veerkracht. We menen dat we elkaar begrijpen, omdat we dezelfde woorden gebruiken. We menen dat het goed komt, omdat we het benoemd hebben. Maar dat is maar de vraag, omdat er nauwelijks concrete invulling wordt gegeven aan al die begrippen. Er is overlegd, er is gesproken. Het proces is helemaal in orde. Wát er gezegd is, lijkt minder te beklijven. Het is een politiek project, als legitimatie voor formele besluitvorming. En het is een sociaal project, om mensen onderling en met hun omgeving te verbinden.
Inhoud is van belang: wat doen de stenen met ons?
Het proces is natuurlijk van belang, maar het is niet genoeg. We zien dat veel processen stranden in verwarring, onbegrip en teleurstelling. Dat komt omdat de inhoud onvoldoende serieus wordt genomen. Het gaat bewoners uiteindelijk wel degelijk om de concrete ‘stenen’, om de schaduw in de achtertuin, om het aangetaste groen, om het geluid van de overburen of het verkeer, om platgelopen en onontdekte paden, om groene verbindingen en openbare ruimten, om de organisatie en inrichting van een stuk stad. Om de fysieke omstandigheden die maken dat mensen zich ergens thuis kunnen voelen.
Laten we dus ook die ‘stenen’ aanpakken, de aard, de fysieke gesteldheid van een gebied, de concrete ervaringen van die ‘stenen’. Anders dan architect en theoreticus Harry Francis Mallgrave (2018 From Object to Experience. The New Culture of Architectural Design), die in de aandacht voor percepties van met name ruimte en vorm dé nieuwe culturele taak van ontwerpers positioneert, zie ik in de aandacht voor de perceptie van de stenen, de materialen in stad en ommeland, dé mogelijkheid van communicatie tussen professionals en bewoners.
In de meervoudig zintuiglijke ervaring van de omgeving, de alledaagse ervaringen, zijn allerlei actoren in de stadsontwikkeling immers elkaars gelijken, de gemeenteambtenaren, de bewoners, de ondernemers, de adviseurs, de ouderen en de jongeren. Dat wil zeggen, als mensen althans willen en kunnen openstaan voor de ervaringen van ruimte, van beslotenheid, van grond onder je voeten, aarde, geplaveid, stroef, zompig, van de geuren van water en van groen, van de texturen van gebouwen, van baksteen, hout, natuursteen, glas, van de geluiden van alles en iedereen die beweegt.
Van vanzelfsprekend naar bespreekbaar
Dát die lijfelijke ervaringen er zijn en van belang zijn hebben we vaak niet eens door: we ervaren de stedelijke ruimte veelal als vanzelfsprekend. In meer specifieke situaties worden onze zintuigen meer direct ‘bespeeld’, zoals bijvoorbeeld in winkelcentra, in een thermencomplex (met het complex in Vals, Zwitserland van de architect Peter Zumthor dat in architectenkringen als hét voorbeeld geldt), in ‘museale’ situaties, zoals in de Fabrique des Lumières. Maar ook als we in ‘de natuur’ zijn, een boswandeling maken, een berg beklimmen of scheef hangen in de zeilboot. In die bijzondere situaties, die meestal met ‘vrije tijd’ verbonden zijn, staan we vaak meer open, laten we ons raken door wat er om ons heen gebeurt. We nemen er de tijd voor.
Voor wat zich in het dagelijkse leven als vanzelfsprekend voordoet hebben we meestal geen tijd of woorden. Ach ja, er is wel eens wat ergernis, over een te krappe bocht voor fietsers, over de scherpe keitjes op de Dam. Fijne gevoelens ontberen vaak zo’n bewustzijn.
In al het dagelijkse doen en laten gebeurt echter minstens zoveel als in geënsceneerde of uitzonderlijke situaties. Wat dat betreft kunnen zowel professionals als bewoners nog veel leren, van zichzelf en van elkaar leren: open te staan en te willen weten van wat ons omringt en hoe de dingen, de materialen op ons inwerken. En ook andersom: hoe wij die materialen kunnen bewerken om de omgeving te verbeteren en aan te passen aan nieuwe eisen.
Creatieve en constructieve burgers én professionals
Het zou de moeite waard zijn om te proberen die alledaagse vanzelfsprekende ervaringen, prettige en minder prettige, te herkennen en te verbinden met andere manieren van weten, zodat ze bewust, benoembaar en deelbaar worden. We kunnen ons denken, onze rationele kennis gebruiken om onze gevoelens handen en voeten te geven. Onze verbeelding helpt ons om elkaar te bereiken. Dan zullen burgers meer kunnen zijn dan calculerend, of participerend en al te snel teleurgesteld. Burgers zijn dan creatief en constructief.
Aan de andere kant zullen ook de vakmensen en de ‘instituties’ baat hebben bij zo’n benadering, die de verschillende vormen van weten – het aangedaan raken, de emoties, de verbeelding, de ratio - omarmt. Professionals blijven verantwoordelijk voor de inzet van hun vakkennis, en voor de continue herijking daarvan vanuit het (delen van het) fysiek ervaren. De rationele kaders die hun functioneren kenmerken, en die soms een eigen leven gaan leiden als ‘systeem’, zullen continu herijkt of zelfs ververst kunnen worden. Om de aansluiting te houden met wat er in de praktijk gebeurt. Ontwerpers binnen die instituties kunnen hierin het voortouw nemen, juist omdat zij met de verbeelding als hun gereedschap al buiten de kaders kunnen denken. Als zij dan ook nog hun gevoel terug weten te vinden en dat kunnen inzetten…. In de instituties kunnen mensen ruimer gaan opereren, om de systemen mee te laten bewegen met veranderingen, in plaats van dat ze zich als geharnaste functionarissen teweerstellen en verdedigen tegen ‘aanvallen’ op het systeem.
Ontwerpen (ook) vanuit de kennis die lijfelijke ervaringen met zich meebrengen zou daarom dé ingang kunnen zijn van een traject van Samen Stad Maken dat zijn naam eer aandoet.
Uitproberen in Atelier Haven-Stad
Ik zou zo’n werkwijze graag in Haven-Stad Zuidwest willen voorstellen en uitproberen. Letterlijk van onderop, vanaf de bodem, de grond. Al wandelend door een gebied, om te doorvoelen wat de kwaliteiten, de fysieke hoedanigheden er nu zijn, om te voorvoelen wat er zou kunnen zijn.
Een voorproefje:
Ontelbare malen heb ik de laatste jaren gefietst en vooral ook gewandeld dwars door het gebied aan de zuidkant van het IJ dat behoort tot wat de gemeente Amsterdam Haven-Stad noemt. Enkele hoofdlijnen heb ik al eerder opgetekend in De haven ‘vastwandelen’ aan de stad in Haven-Stad Zuid (mei 2021).
Dit deel van Haven-Stad aan de zuidkant van het IJ is voor alle bewoners van Bos&Lommer, het nieuwe Marktkwartier, het voormalige GWL-terrein, de Staatsliedenbuurt, de Zeehelden- en Spaarndammerbuurt en de Houthaven van belang als ‘uitloopgebied’. Ook mensen gedijen beter bij ‘vrije uitloop’, net zoals kippen en andere beesten…, direct in de buurt waar ze wonen. De nieuwste stad mengt de functies, niet alleen werken en wonen, ook sporten en recreëren. En de mogelijkheid van ‘aarding’ in de stad, van het met je voeten door het rulle zand, over het gras, door de modder, langs de oever banjeren, het belang van ‘aarding’ wordt alleen maar groter naarmate meer mensen in hoogbouw wonen. Zonder tuintje, zonder gedeelde tuin binnen een bouwblok, zijn juist de doorlopende groenstructuren en grotere groene verblijfsplekken van levensbelang voor stadsbewoners.
Vele routes heb ik inmiddels ook samen met vele anderen gelopen en geëxploreerd. Al lopende kunnen we elkaar de vele fysieke kwaliteiten die er nu al zijn laten zien en ervaren: van het 17de eeuws polderlandschap - relict tot de stoere ruimte van de Minervahaven met de recente werkgebouwen. Maar bovendien kunnen we ons ook toekomstige mogelijkheden aan den lijve voorstellen.
Door bepaalde plekken, zoals bijvoorbeeld de Houtveemloods – tussen Mercuriushaven en voormalig Houtveemkanaal - vanaf verschillende kanten aan te wijzen kunnen stukjes stad die zich nu alleen los van elkaar laten zien, aan elkaar worden gedacht, via het toekomstige ‘groene’ Houtveemkanaal als verbindende ruimte. Zo schetsen we elkaar ter plekke nieuwe mogelijkheden voor, die in die 3D situatie direct concreet voorstelbaar zijn: ah ja, dus dan kunnen we doorlopen van hier bij de Voedselbank helemaal naar die andere kant, waar de Gamma nu staat…. Ja! En die lage bedrijfsbebouwing nu, dat worden dan hogere bouwblokken voor wonen en werken, aan weerszijden van de groene ruimte van het voormalige Houtveemkanaal.
Zo zijn er meer plekken die diverse mogelijke toekomsten, schrikbeelden of juist niet, in beeld brengen.
We staan in de Zaanstraat en stellen ons de vele torens voor die in het Raamwerk voor Haven-Stad staan getekend ter plaatse van het huidige spooremplacement. We waren zojuist nog in de begroende kleurrijke ruimte van de Zaanhof, en liepen dwars over het Spaarndammerplantsoen. In de Zaanstraat staande kunnen we in ons hoofd de omgevingskwaliteiten van Zaanhof en Spaarndammerplantsoen goed vergelijken met de schets van de torens. De prachtige en fameuze woonblokken van de Zaanhof en Het Schip verdwijnen nietig in de schaduw van het grote hoge geweld. Een absurde confrontatie.
Zou het niet de uitdaging zijn om de Spaarndammerbuurt te verrijken met nieuwerwetse versies van deze blok- en hoftypologie, in navolging van het succesvolle complex Spaarndammerhart aan de Krommeniestraat (2021; architecten Lok, Korth en Tielens)?
Een extra onderdoorgang voor voetgangers onder het spoor door, in het verlengde van het laantje langs de Postduivenvereniging en de Hondenschool, ligt voor de hand. Aan de andere kant van de spoordijk is er een pad evenwijdig aan het spoor, dat toegang geeft tot de volkstuinencomplexen die zomers overdag open zijn voor publiek. En dan kom je er aan de andere kant bij het Brettenpad weer uit, en dan verder over de Haarlemmertrekvaart naar GWL of Bos en Lommer of … Want daardoor zijn er veel meer verschillende routes mogelijk en kunnen wandelaars zich beter spreiden over meerdere onderdoorgangen. Misschien is er zelfs nog een tweede vanzelfsprekende plek voor een voetgangerstunneltje?
Het overvolle Westerpark wordt aldus minder belast door zich fysiek te verbinden met de nieuwe Haven-Stad. Daar zien we nieuwe parken voor ons, bij de Minervahaven, nabij de museale industriële silo’s. Groene verbindingen slaan letterlijk bruggen tussen het Westerpark ten zuiden van de spoorlijn naar Haarlem, het gebied tussen deze spoorlijjn en die naar Schiphol en ten derde het gebied ten noorden van de Schiphollijn, dat uitkomt op de grootse havenbekkens. Ook vanaf Spaarndammerbuurt en Houthaven lopen groene verbindingen, exclusief domein van voetgangers, door tot in de nieuwe Haven-Stad en verder naar het Westerpark.
Het is voor alles het opsporen van verbindende fysieke structuren, en pas in tweede instantie het denken in bouwvolumes en programma’s. Dat zal nog een hele tijd duren. Rondom de havenbekkens en knopen zoals de metrohalte Isolatorweg verrijzen hoogstedelijke buurten. De Houtveemloods is metrohalte en tegelijkertijd markthal, of is er wellicht een Vakschool Hout gevestigd, waar vakkundige bouwers worden opgeleid!? Het is er in ieder geval een drukte van belang, een vanzelfsprekend centrum in deze buurt.
Zo lezen we de ruimte van nu met de ogen die ons ook de toekomst laten zien, met onze voeten die ons al een eind in die richting brengen, met ons lichaam en ons hoofd ineen.
versie 230531